Kunstbeeld
Nr. 03 2006

Door Arjan Reinders

Sander Goosen (Jan van Hoof)

Beeldhouwer Sander Goosen (1965) maakt wezens in brons waarvan nooit helemaal duidelijk is wat ze eigenlijk zijn en wat ze met je voor hebben. Vreemde wezens, die de beschouwer geregeld op het verkeerde been zetten. Goosen realiseerde in 2001 bijvoorbeeld een beeld voor de speelplaats van een basisschool in Vianen. Een gorilla-achtig beest met kleine spitse kop en bevroren houding. Het wezen lijkt een stap te willen zetten, de slungelachtige armen bungelen vlak boven de grond, het bovenlichaam ietwat voorover gebogen. Wat het precies is, en of het in de houding staat om ieder moment ergens op af te springen? Onzeker. Een beetje eng voor spelende kinderen zou je denken, maar niets is minder waar. Het monster wordt in de praktijk liefdevol omarmd. Kinderen krijten en tekenen op het beeld, ze zitten er op en hangen het om de hals. Zou het komen door de ‘tatoeage’ van een hartje, die de kunstenaar op de bovenarm maakte? Hoe dan ook, het beest blijft zijn onverzettelijke zelf, maar blijkt ook een zachte kant te hebben, die door zelfs kinderen direct wordt herkend. De meeste van Goosens dierlijke wezens hebben een dergelijk dubbelzijdig karakter. Omdat onbekend is wat ze precies zijn, hebben ze iets dreigends, maar dat gevoel wordt teniet gedaan doordat ze eveneens vertrouwd en nogal eens aandoenlijk ogen.
Neem de twee ‘mijnwerkers’, een soort Neanderthalers met rode helmpjes die achter elkaar aan lijken te strompelen. Hun grote (1 meter) en duistere uiterlijk doet vermoeden dat ze zo uit de onderwereld omhoog zijn gekropen. Maar door hun wat klungelige houding lijken ze eerder wat schuchtere types, die zich minstens even weinig raad weten met de beschouwer als andersom. Voor dit soort beelden doet Goosen inspiratie op in encyclopedieën en andere boeken over het dierenrijk. De plaatjes die hij hieruit selecteert, kiest hij door te letten op de houding van dieren en op hoe hun lichamen zijn gestructureerd. Soms ontstaan dan eerst schetsen of tekeningen. De grotere bronzen beelden worden eerst in schuimrubber gemaakt, de kleinere in was, beide met een ijzer geraamte. Nooit krijgen de uiteindelijke beelden een titel mee. De beschouwer moet in het ongewisse blijven over hun ware aard. Dat lukt aardig. Goosens werk doet hierdoor enigszins denken aan dat van collega-beeldhouwers als Thomas Houseago, Thomas Schütte en de maskers van Matthew Monahan. Eveneens raadselachtige wezens waarin iets dierlijks en prehistorisch samengaat met een zweem van sciencefiction.

terug naar cv